
Dinsdag 5 april 2022

Kerk Sint-Juliaan-der-Vlamingen twee keer per week open voor bezoekers
De Koninklijke Belgische Kerk Sint-Juliaan-der-Vlamingen aan de Via dei Sudario 42 in hartje Rome wordt voortaan twee keer per week opengesteld voor bezoekers. Je kan er terecht op dinsdagochtend van 10 tot 12 uur en op donderdagnamiddag van 16 tot 18 uur. Elke eerste en derde zondag van de maand is er om 10.30 uur ook een eucharistieviering.
Naast de aandacht voor het liturgische en pastorale leven in Sint-Juliaan, wil rector Gabriel Quicke ook initiatieven stimuleren op cultureel en intellectueel vlak, zoals een conferentie, een tentoonstelling of een concert. De agenda vind je op de website. Er wordt ook gedacht aan het verwelkomen van jeugdbewegingen en Erasmus-studenten.

We moeten teruggaan ad fontes, naar de bronnen van de Stichting. Ik geloof dat de Kerk in essentie ontmoeting en gastvrijheid is. Dit is de kern van de missie van de Koninklijke Belgische Kerk en Stichting Sint-Juliaan-der-Vlamingen: een gastvrij huis voor alle pelgrims die in Rome de eeuwenoude geschiedenis van de Kerk willen ontdekken.
Een geschiedenis van apostelen en pausen, van heiligen en ordestichters, van verval en opstanding, van concilies en conclaven, van oude en nieuwe religieuze gemeenschappen, van studiehuizen en universiteiten, van getuigen van het geloof uit alle werelddelen, aldus rector Quicke.

Ongeveer een jaar geleden werd ik gevraagd om rector te worden van de Koninklijke Belgische Kerk en Stichting Sint-Juliaan-der-Vlamingen. Ik aanvaardde, op voorwaarde dat ik deze opdracht kon combineren met mijn academische opdracht en mijn inzet voor de christenen in het Midden-Oosten, en meer bepaald voor de weeskinderen in Irak, een engagement dat me bijzonder aangrijpt en dat ik ervaar als een ‘levensvervulling’.
De Kerk is geen museum, maar een huis van ontmoeting tussen God en mens. Op het plafond van de kerk staat een afbeelding van de heilige Julianus, patroon van de gastvrijheid. De Koninklijke Belgische Kerk wil een ontmoetingsplaats zijn, een herberg van gastvrijheid. Iedereen is welkom, gelovigen en niet-gelovigen, Belgen, Italianen en andere nationaliteiten, vervolgt Gabriel Quicke.
Naast een zorgvuldig beheer van het patrimonium vind ik het belangrijk om bruggen te bouwen van vertrouwen, broederlijkheid en solidariteit. Ik wil de banden aanhalen met de Belgische bisschoppen, met het Pauselijk Belgisch College, met de Broeders van Liefde, met de Belgische gemeenschap, met het vicariaat van Rome, met alle huurders, met gelovigen en niet-gelovigen, en met allen die we onderweg ontmoeten, besluit de rector van San Giuliano dei Fiamminghi.

Destijds trokken de Germaanse volkeren al onmiddellijk na hun bekering naar de cultusplaatsen van de heiligen Petrus en Paulus. Ter plaatse werden gasthuizen ingericht, die dienden voor de opvang van pelgrims van het eigen volk. Zo lagen rond de Constantijnse basiliek van Sint-Pieter kleinere centra van de Saksen, de Longobarden, de Friezen en de Franken.
Vaak situeert men (ten onrechte) het begin van het hospitium van Sint-Juliaan in Rome in de achtste eeuw, terwijl volgens de overlevering graaf Robrecht II van Vlaanderen op weg naar het Heilig Land in 1096 San Giuliano zou bezocht hebben. De precieze stichtingsdatum blijft echter onduidelijk.
De statuten van de broederschap die de instelling beheerde, dateren uit 1444. Het archief van San Giuliano bezit een kopie uit 1574 van de originele statuten en reglementen van het gasthuis. Ze geven in detail de organisatie van de stichting met als hoofdopdracht het verzorgen der zieken en het begraven der doden. Dat laatste gebeurde rond de kapel. De resten van deze overleden Vlamingen liggen nog steeds begraven onder de vloer van de huidige kerk.
Het hospitium voor Vlamingen was oorspronkelijk niet aan een bepaalde heilige verbonden. Toen er vanaf het begin van de dertiende eeuw in Vlaanderen verschillende gasthuizen werden opgericht gewijd aan de heilige Juliaan, werd in 1213 ook in Rome het Vlaamse hospitium onder de bescherming geplaatst van dit toonbeeld van gastvrijheid.
De Koninklijke Belgische kerk Sint-Juliaan-der-Vlamingen werd genoemd naar Julianus Hospitator. Zijn feestdag is op 29 januari en op 12 februari. Over Sint-Juliaan is niet zo veel bekend. Er is geen sterfdatum bekend, er is geen graf en ook zijn afkomst is onbekend.



In het begin van de zestiende eeuw gaf de herontdekte cultuur van de klassieke oudheid aan Rome een bijkomende aantrekkingskracht. Onder invloed van de prachtlievende Renaissancepausen, werd de stad een centrum van cultuur, een aantrekkingspool voor schilders, beeldhouwers, musici en geleerden.
Maar ook schoenmakers, timmerlui, edelsmeden, glazeniers, kleermakers en soldaten vonden in Rome hun tweede vaderland, we vinden hen dan ook terug in de archieven van Sint-Juliaan. Vanaf 1624 werd nauwkeurig een pelgrimsregister bijgehouden. Daaruit blijkt dat tot 1790 aan 21.213 reizigers uit Vlaanderen, Artesië, Namen, Henegouwen, Kamerijk en Doornik onderdak werd verleend.
Verzekerd van de steun van stichtingen zoals San Giuliano, werd Rome vanaf de vijftiende tot de zeventiende eeuw een ware immigratieplaats voor Vlamingen. Sint-Juliaan verwierf heel wat prestige door het bezoek van keizer Karel op 18 april 1536. In de kerk bevindt zich nog steeds een gedenkplaat van dit bezoek.
Rijke Vlamingen in Rome zetelden in de beheerraad van het hospitium en waren lid van de hieraan verbonden broederschap van Sint-Juliaan. Deze broederschap had zowel een religieuze als een materiële dimensie. De leden steunden hun landgenoten in blijde en droevige gebeurtenissen.
Uit de nog bestaande rekeningen valt af te leiden hoe de stichting tussenkwam voor overvallen edellieden, mensen die doodziek van de pauselijke galeien stapten, zeelieden die met hun hele familie in de handen van Noord-Afrikaanse piraten waren gevallen en soms tegen aanzienlijke sommen moesten worden vrijgekocht.
Zo werd Pieter De Witte in 1652 door de Turken gevangen genomen en zuchtte hij tien jaar in slavernij alvorens San Giuliano hem kon vrijkopen. Ene Johanna Maria Adam ondernam de pelgrimstocht naar Rome in haar eentje, verkleed als man, ze werd bij haar aankomst in Sint-Juliaan liefdevol opgevangen.

Zo lees je dat Frans Duquesnoy (1594-1643) vele malen met landgenoten in het hospitium van de Vlaamse ‘natie’ kwam dineren en plezier maken. Er werd zelfs overwogen om met inkomsten van de stichting een Romeinse academie voor jonge kunstenaars op te richten, maar het voorstel werd afgewezen.
Kunstenaars als Jan Miel uit Beveren, in de zeventiende eeuw één van de invoerders van de genretafereeltjes in Rome, of Louis Cousin (Luigi Primo il Gentile) uit Brussel, maakten ooit deel uit van de beheerraad. Cousin schilderde in 1640 het portret van Sint-Winok dat hier nog steeds hangt.
Veruit de belangrijkste mecenas aller tijden was een apotheker uit Ieper, Nicolaas Van Haringhen, die aan het einde van de zeventiende eeuw in Rome werkzaam was en San Giuliano tot zijn universele erfgenaam maakte. In 1695 gaf hij opdracht aan zijn vriend Theodoor Helmbreker uit Haarlem het huidige altaarstuk ‘De bekering van Sint Juliaan’ te schilderen en met de gelden van zijn nalatenschap werd de kerk verder gedecoreerd.
